1945 – Jaarverslag fragmenten

Fragmenten uit de twee en zestigste jaarverslag der vereeniging tot christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieken 1945


Verslag van de Buitengewone Algemene Vergadering

van de Vereeniging tot Christelijke verzorging van Geestes- en Zenuwzieken, gehouden op Vrijdag 4 October 1946, ten Kantore te ‘s-Gravenhage

Stichtings-Bestuur:
Ds. IJ.K. Vellenga, Voorzitter
J. Bos Kzn., Secr.-Penningmeester
Mr. T. Bout
Mr. J. Algera
Mr. T. De Jong Tzn
Geneesheer-Directeur:
J. Wetter
Geneesheeren Dennenoord:
J.J. Speelman
C.G. Moolhuizen
Mevr. C.A. Van Enk-Redert
J. Doff (Noorder Sanatorium)
Geestelijk-Verzorger:
Ds. TH.J. Kerssies

Bestuur

Opening en Mededeeling

Artikel 1
Opening

De Voorzitter opent de vergadering en stelt de punten, op de agenda vermeld, in de daarin opgenomen volgorde aan de orde.

Artikel 2
Mededelingen

Voor het verslag krachtens artikel 6 der Statuten aan de Algemene Vergadering over het jaar 1945 uit te brengen door het Algemeen Bestuur, wordt door den voorzitter verwezen naar de rapporten, door de Stichtingsbesturen uitgebracht krachtens artikel 6 Reglement Algemeen Bestuur.
Door den Penningmeester worden mededelingen gedaan over de exploitatieuitkomsten over 1944. Voorts geeft hij een uitvoerige beschouwing over de verrichte herstelwerkzaamheden en wederopbouw der verschillende stichtingen, die ten gevolge van de oorlogshandelingen zware beschadigingen en verwoestingen hadden bekomen, inzonderheid de stichtingen Bloemendaal en Wolfheze.

Verkiezing van bestuursleden

Artikel 3
Verkiezing Bestuursleden
Aan de beurt van aftreden is Ds. IJ.K. Vellenga wie herkiesbaar is. Aangezien uit het midden der vergadering geen namen van candidaten genoemd worden, adviseert de voorzitter tot herbenoeming der aftredend lid, waartoe door de vergadering met algemene stemmen wordt besloten.

Algemeen overzicht

ALGEMEEN OVERZICHT
Tengevolge van de oorlogsomstandigheden konden de vergaderingen van het Centraal Bestuur geruime tijd niet worden gehouden. Voor het laatst op 28 juli 1944 in vergadering bijeen, kon eerst op 27 September 1945 de volgende vergadering ten Centrale Kantore plaats vinden. Gedurende de tussenliggende periode was het Centraal Bestuur praktisch alleen belichaamd geweest in den voorzitter en secretaris. Op de eerste vergadering in 1945 memoreerde de voorzitter met een enkel woord de zware slagen, die de Vereeniging hebben getroffen. Een harer stichtingen is gedeeltelijk verwoest en een ander ernstig gehavend. In den laatsten oorlogswinter zijn enkele honderden patiënten tengevolge van de ontberingen, die zij moesten lijden, gestorven en ook het personeel heeft veel leed moeten ondervinden. Een woord van hulde aan velen van hen, die zich in de zware dagen, welke achter ons liggen, voortreffelijk hebben gedragen, mag hier niet achterwege blijven.
Ook al is dus ook onze Vereeniging door het oorlogsgeweld zwaar getroffen, bij dit alles moet de erkentenis blijven, dat wat wij nog hebben overgehouden – en dat is veel – alles genade is en dat God ook onze Vereeniging niet heeft gedaan naar onze zonde. Wanneer wij vooruitblikken in de toekomst, die zo veelszins onzeker is, dan blijft ons niets anders over dan een beroep op Gods goedheid, of Hij onze Vereeniging wederom in staat wil stellen haar taak op het gebied der Christelijke barmhartigheid in den vroegere omvang te vervullen.
Vergaderingen van het Algemeen Bestuur werden in 1945 nog niet gehouden.
De vergaderingen der Stichtingsbesturen en van het Kliniekbestuur konden na de bevrijding weder geregeld plaats vinden.
Tot lid van den Pensioenraad werd in verband met het overlijden van den Heer Drs. H. Sap benoemd de Heer Drs. J. Wetter.
Op 10 januari 1947 overleed de Heer Mr. C.S. van Dobben de Bruyn.
Sedert 1910 maakte hij deel uit van het Algemeen Bestuur, zitting hebbende voor de stichting Bloemendaal. In 1913 werd hij lid van het Centraal Bestuur en Secretaris, terwijl hij sinds 1935 als Penningmeester der Vereeniging optrad, voor welke functie hij, om gezondheidsredenen, eind 1946 moest bedanken. Daarnaast bekleedde hij tal van jaren de functie van Voorzitter der Bouwcommissies. In al deze functies heeft hij voor de Vereniging veel tot stand gebracht en hebben wij jarenlang van zijn gaven, van zijn technische kennis en zijn practisch inzicht mogen profiteren. Niets was hem daarbij te veel en de toewijding waarmede hij de belangen der Vereeniging heeft gediend, was boven allen lof verheven. Uit erkenning voor zijn uitnemende verdiensten was hij benoemd tot erelid van het Centraal Bestuur.

Op 9 Maart 1947 overleed, na kortstondige ziekte, de Heer Jhr. Mr. H.A.M. van Asch van Wijck. Sedert 1927 maakte hij deel uit van het Algemeen Bestuur, zitting hebbende voor de stichting Veldwijk, terwijl hij in 1937 lid werd van het Centraal Bestuur.
De Heer van Asch van Wijck was een man van weinig woorden. In zijn oordeel was hij bescheiden, doch, had hij het zich eenmaal gevormd, dan stond hij er ook voor. Het werk der Christelijke barmhartigheid droeg hij een warm hart toe. Zijn heengaan betekent voor onze Vereniging een gevoelig verlies.

 

 

 

Bijzondere gebeurtenissen ,,Bloemendaal”

Bloemendaal te Loosduinen, geopend 31 October 1892

Hierbij worden in het kort de bijzondere gebeurtenissen, die in de jaren 1941 tot 1946 plaats vonden, weergegeven.

We willen in dit eerste verslag, dat na de bevrijding van Duitse banden verschijnen mag, allereerst melding maken van de lotgevallen onzer stichting in de jaren 1940-1945, waarvan op verschillende punten in vorige verslagen, om begrijpelijke redenen, een summiere en objectieve weergave achterwege moest blijven.
Reeds op den eerste oorlogsdag, 10 mei 1940, kwam onze stichting in de vroege morgenuren al te liggen temidden van de oorlogshandelingen. De landing van parachutisten in de onmiddellijke nabijheid van de stichting met het doel het dichtbij gelegen militaire vliegveld ,,Ockenburgh” te veroveren en vandaar een der hoofdtoegangswegen naar het hart der Residentie in handen te krijgen, bracht de bevolking onzer stichting plotseling in aanraking met de gevaren van den oorlog.
Gelukkig werd van 10-15 Mei geen van onze patiënten of leden van het personeel gewond of gedood. Wel werden enige Hollandse – zowel als Duitse – gewonden opgenomen en korter of langer tijd verpleegd.
De reactie der patiënten op die spannende dagen is opvallend gering geweest.
De gevolgen van de bezetting deden zich aanvankelijk weinig, doch vrij spoedig in verergerde mate gelden, zowel op het gebied van de levensmiddelenvoorziening, als op dat van arbeidstherapie. De laatste werd vooral sterk belemmerd door gebrek aan vezelproducten, waardoor de mattenmakerij en het pluizen van cocosgaren voor matrasvulling, geheel moest worden stilgelegd. Een tak van arbeidstherapie die altijd veel handen werk gaf.
Door het in allerijl in 1939 en begin 1940 gereed maken van enkele stukken grond voor tuinbouw, kon gelukkig een deel van het tekort aan aardappels en groenten worden opgevangen.
Omstreeks medio 1941 werden de voorzitter van het stichtingsbestuur, Mr. Dr. J. Donner, en het lid van het bestuur Ds. C. v.d. Zaal, door de bezetters gevangen genomen en in Vught geïnterneerd. Zij bleven daar tot respectievelijk Mei en December 1943.
Ook een drietal van onze tuinlieden werden in Maart 1941, wegens hun aandeel in de verzetsactie, gearresteerd. Twee van hen, J.W. Kempff en N. v.d. Brink, werden ter dood veroordeeld; het vonnis werd op 3 Mei 1942 voltrokken. De derde, G. Lammers, werd tot levenslange tuchthuisstraf veroordeeld en gedeporteerd naar Duitsland. Helaas stierf hij daar enkele maanden voor de bevrijding in Januari 1945, naar men opgaf, aan een ziekte der longen.
In 1942 kwam het al meer aan het licht, welke verregaande gevolgen de verslechterde voeding der patiënten had. Het gemiddelde lichaamsgewicht bleek in dat jaar met 4.11 kg te zijn afgenomen. Een in Juni van dat jaar ingesteld onderzoek naar het voorkomen van t.b.c. wees uit, dat 2.36% der patiënten hieraan lijdende was, hetgeen niet ongunstig was te noemen. Aan het eind van dat jaar bleek echter het aantal gevallen toe te nemen, terwijl toen ook onder het personeel twee gevallen werden geconstateerd.
Op 23 Mei 1942 nestelde zich een wacht van enkele Duitse militairen in de kerktoren onzer stichting en moest, te hunnen gerieve, onze huismeesteres haar naast de kerk gelegen woning ontruimen.
Het jaar 1943 kenmerkte zich vooral door twee feiten, allereerst de evacuatie van onze patiënten, en tweedes de strijd met den bezetter over de ,,arbeidsinzet”, waardoor een gedeelte van ons personeel moest onderduiken.
Reeds in juli 1942 waren de eerste officiële berichten binnengekomen voor een mogelijke evacuatie onzer stichting, binnen het raam van een plan om uit de kuststrook een zevental krankzinnigengestichten te verwijderen, die in het gebied zouden liggen, dat zeer gevaarlijk werd geacht, bij een inval der geallieerden vanuit zee.
De waarschijnlijkheid werd langzamerhand zekerheid en aan het eind van het jaar 1942 stond vast, dat de stichtingsbevolking zou moeten worden overgebracht, voor 2/3 naar de stichting ,,Dennenoord” en voor 1/3 naar ,,Wolfheze”.
In een vijftal transporten, resp. op 9, 12, 15, 17 en 22 Februari 1943, werden 553 3n 298 patiënten, met bijbehorend personeel en meubilair, overgebracht naar voorgenoemde gestichten. De transporten der patiënten geschiedden per trein en hadden een geordend en rustig verloop. Voor zover te constateren ondervond geen der zieken of oude patiënten directe nadelige gevolgen van deze overbrenging. De inventaris was tevoren reeds per boot verzonden, terwijl alleen de matrassen en het hoog nodige keukengerei per ambulance-trein op den dag van het transport meegingen. Aan de beambten, die door de evacuatie hun arbeidsterrein zagen verlegd, werd overgelaten of zij hun gezinnen zouden meenemen naar hun nieuwe verblijfplaats.Zij die naar ,,Dennenoord” gingen, namen allen hun gezin mee, terwijl het te ,,Wolfheze” te werk gestelde personeel, dat gedeeltelijk deed. De hier achterblijvende gezinnen konden tweemaal per maand door de gezinshoofden worden bezocht, waarvoor hun het reisgeld werd vergoed. De directie en administratie bleven op ,,Bloemendaal” gehuisvest.
Direct na de ontruiming onzer gebouwen, werd door de Duitse autoriteiten de stichting toegewezen aan het Bureau Afvoer Burgerbevolking, om daarin onder te brengen een aantal rust- en verpleeghuizen, die uit den Haag moesten evacueren uit het tot sperrgebiet verklaarde stadsgedeelte.
Na de verdwijning onzer patiënten, was een gedeelte onzer gebouwen dan ook vrij spoedig weer ingenomen door een 5-tal inrichtingen uit den Haag, terwijl het B.A.B. zelf in de Kliniek ,,Ockenburgh” een noodziekenhuis opende. `in de maanden November en December 1943 en Januari 1944 verschaften wij bovendien nog huisvesting aan een 1500-tal Scheveningers, die op korten termijn uit hun huizen werden gezet, en in het voorjaar 1944 waren het een groot aantal bewoners van de Zuid-Hollandse- en Zeeuwse eilanden, die een toevluchtsoord bij ons vonden, toen zij door de inundaties uit hun bezittingen werden verdreven.
Tegen het najaar 1944 werd het steeds meer duidelijk, dat de Duitsers andere plannen met de stichting hadden. De tijdelijk daar onderdak vindende rusthuizen werden successievelijk geëvacueerd naar het Oosten des lands en op 2 October 1944 kwamen 2 Duitse officieren een paar gebouwen vorderen, om een paar honderd man in te huisvesten. Enige dagen tevoren waren er op het stichtingsterrein reeds opmetingen gedaan en paaltjes in driehoeksvorm geplaatst.
Al spoedig bleek, dat de geruchten die de ronden deden, als zou het stichtingsterrein worden gebruikt voor het afschieten van V2, waarheid bevatten. Dit werd ons 3 October bevestigd door het B.A.B., dat ons mededeelde dat weldra een bevel tot ontruiming der stichting zou worden gegeven. Diezelfden dag om 12 uur kwamen de Duitse militairen verklaren, dat de stichting binnen 4 uur ontruimd moest zijn. Dit betrof de op de stichting nog gevestigde rusthuizen en het noodziekenhuis ,,Ockenburgh”, plus alle op de stichting zelve wonende beambten der stichting. Welk een consternatie dit gaf is duidelijk voor hen, die zelf zoiets hebben doorleefd. Zo vlug we konden hebben we in die enkele uren aan levensmiddelen nog gered wat er te redden viel, doch helaas moest veel achterblijven in het magazijn en ook in de technische werkplaatsen. De juist gerooide aardappelen konden nog onder het personeel worden verdeeld.
Diezelfden nacht reeds gingen de eerste V2’s de lucht in met hun angstaanjagend en oorverdovend geloei en gehuil. Enkele dagen later werd de stichting overdag weer vrijgegeven. Men vertok dan ’s morgens met het materiaal en kwam ’s avonds terug, om den avond en nacht te benutten voor het afschieten der V2’s. Die ,,vrije” dagen gebruikten we om nog zoveel mogelijk van onze inventarissen in veiligheid te stellen op verborgen plaatsen, doch alras bleek, dat tijdens den avond en den nacht de stichting grondig onderzocht werd en alles opengebroken. Er is in die dagen naar hartelust geroofd en geplunderd. De ,,vrije perioden” werden steeds korter en gedurende November en December werd het terrein rondom de stichting steeds meer van bewoners gezuiverd, totdat op 17 December met een straal van 1500 meter de gehele omtrek der stichting tot sperrgebiet werd verklaard. Niets en niemand kwam er meer door. Vanaf dien datum begint de periode in de geschiedenis onzer stichting, die tot zulke catastrofale verwoestingen heeft geleid. Gedurende acht weken zijn toen onafgebroken dag en nacht V2 bommen afgeschoten, waarvan bij circa 20 de start mislukte en deze onheilzaaiers neerstortten op ons terrein en onze gebouwen.
Verscheidene branden zijn waargenomen en heel wat verwoestingen aangericht. Toen wij dan ook op 8 Februari 1945 weer voor enkele dagen de vrijheid kregen om de stichting te betreden was de aanblik verpletterend.
Acht gebouwen bleken totaal verwoest en met de grond gelijk gemaakt nl. het hoofdgebouw, het keuken- en magazijngebouw, de naaikamer, een observatiepaviljoen, een ziekenpaviljoen, een complex werkplaatsen en 2 beambtenwoningen.
Zes paviljoenen, drie beambtenwoningen, een loods voor arbeidstherapie en de wasserij me linnen- en strijkkamer werden zo zwaar beschadigd, dat zij onherstelbaar zijn en eveneens als verloren moeten worden beschouwd. Ook de Kliniek ,,Ockenburgh” liep belangrijke schade op.Trouwens geen der andere paviljoenen of dienstgebouwen bleek aan de invloed der explosie te zijn ontkomen. Overal hetzelfde beeld. Van alle paviljoenen zijn de pannen van de daken gerukt, ramen en deuren stukgeslagen, plafonds en muren ontzet, terwijl geen ruit of lichtornament heel bleef.
Alles wat er voorts aan waarde op de stichting nog over was, bleek gestolen te zijn. Alle werkplaatsen van de technische diensten waren leeg gehaald, zowel wat gereedschap als materialen betreft; wastafels, spiegels en baden uitgeklopt. Uit de kerk werd het preekgestoelte en het podiumhek afgebroken en een gedeelte der kerkbanken vernield. Ook de weggeborgen brandstoffen waren opgespoord en weggevoerd.
Niet alleen de gebouwen, maar ook het terrein en met name de hoge eiken- en beukenbomen in de middensector, hebben zwaar te lijden gehad; hiervan zijn er tientallen of afgebroken, of met granaatscherven doorboord, of door de hevige vlammen zodanig verschoeid, dat zij verwijderd zullen moeten worden. Doch ook hebben de bezetters het nodig geacht in het bos goede gezonde bomen om te zagen en af te voeren. De schade aan het bos is dan ook aanzienlijk.

Tot besluit van hun verblijf hebben de Duitsers als vergeldingsmaatregel, voor het vinden van spijkers op den straatweg nabij de stichting, waardoor 7 Weermachtsauto’s bandenpech zouden bekomen hebben, op 29 Maart 1945 zeven woonhuizen door brand totaal vernield. Zes hiervan waren woningen van de hoofdambtenaren der stichting, nl. het woonhuis van den geneesheer-directeur, van drie geneesheren, van den geestelijk-verzorger en van den huismeester.
Het naar ,,Wolfheze” geëvacueerde gedeelte kwam in September 1944 midden in in het oorlogsgebied te liggen. Op 17 September werd daar het eerste bombardement uitgevoerd. Hierbij werden vier onzer patiënten gedood en een zoon van een onzer geneesheren. Deze geneesheer zelf liep een ernstige beenverwonding op, terwijl zijn vrouw licht gewond werd. De hoofdverpleger A. Bareman werd ernstig aan armen en borstkas verwond.
Op 26 September was men genoodzaakt de stichting te verlaten, daar de stichting onder granaatvuur lag en een bombardement vanuit de lucht gevreesd werd. De uittocht leek meer op een verwarde vlucht dan op een geordende evacuatie. Behalve enkele kruiwagens en handkarren voor ’t vervoer voor de ergste invaliden waren geen vervoermiddelen ter beschikking; de onrustige patiënten werden aan touwen voortgezeuld. Het grootste gedeelte van de patiënten bereikte ,,Veldwijk”, een kleiner deel kwam na veel omzwervingen en onder zeer moeilijke omstandigheden in Lunteren en vond onderdak in het Dr. de Visserhuis. Op 9 November 1945 verhuisde dit deel ook naar Veldwijk. Van deze afdeling is door voedselgebrek en ontberingen een groot aantal patiënten gestorven; gedurende de eerste 7 maanden in 1945 bedroeg het aantal doden 58 van de 258 patiënten op 1 Januari aanwezig. De te Wolfheze achtergelaten goederen zijn vrijwel geheel verloren gegaan.
Het naar ,,Dennenoord” geëvacueerde gedeelte mocht het tot begin 1945 vrij rustig hebben, maar toen ,,Dennenoord” werd opgeëist als lazaret moesten ook zij elders ondergebracht worden; de patiënten werden verdeeld over gestichten in Franeker, Assen en Wagenborgen, terwijl ook in Zuidlaren nog een aantal gehuisvest werd in allerlei gebouwen en lokalen, die tot verpleegruimten werden ingericht. Na de bevrijding kon ,,Dennenoord” weer grotendeels in gebruik worden genomen.
In deze afdeling betreuren wij het verlies van Drs. J.H. Harmsen, die in de omgeving van de Woeste Hoeve te Apeldoorn door de Duitsers werd vermoord, en van Ds. W.J. v. Enk, de waarnemend geestelijk-verzorger, die in een concentratiekamp in Duitsland bezweek.

Verslag over het jaar 1945
Algemeen overzicht over den loop der bevolking

Naarmate de algemene gevolgen van den oorlog in 1945 het dieptepunt bereikten stegen ook de moeilijkheden der stichtingshuishouding. Met name heeft de afdeling Bloemendaal/Wolfheze door de bij de evacuatie naar Lunteren en Ermelo doorstane ontberingen en de slechte voedselpositie de gevolgen daarvan ondervonden. Zoals hierboven reeds werd gemeld stierven er van de 258 op 1 Januari 1945 aanwezige patiënten, 58; dit geeft een sterftepercentage van bijna 22%.
In de afdeling Bloemendaal/Zuidlaren bedroeg het aantal doden 63 patiënten op de 468 op 1 Januari aanwezig, is procentueel bijna 13,5%.
In vergelijking met het sterftepercentage van 3,87 in 1939 zijn deze cijfers bijzonder hoog.
De sterkte van 1 Januari tot 31 December liep terug van 731 patiënten tot 570 patiënten.

 

VERPLEGING EN BEHANDELING
Verpleging
Zorgwekkend is het veelvuldig vertrek van ongehuwd intern verpleegpersoneel. Van 1 Januari tot 31 December liep desbetreffend aantal van 127 terug tot 71.
Door personeelsgebrek namen de reeds bestaande moeilijkheden nog aanmerkelijk toe.
De huisvesting van de patiënten in Lunteren was zeer gebrekkig. Op ‘Veldwijk’ moest o.m. verpleegd worden in de kerk en in een paar scholen. Dit alles heeft zijn stempel gedrukt op de verpleging, waarbij niet voldoende mogelijkheden bestonden tot differentiatie en isolatie, bijv. van de tuberculeuze patiënten.
Na de bevrijding was Röntgenologisch onderzoek der patiënten weer mogelijk.

Arbeidstherapie
De arbeidstherapie werd dit jaar sterk beperkt door het gebrek aan materiaal en door de slechte voedingstoestand.
Voor zover mogelijk werd arbeid verricht op het terrein en in de huishouding.

Ontvluchtingen
Bloemendaal/Zuidlaren: 3 Patienten deden een ontvluchtingspoging, maar konden spoedig worden achterhaald.

Gezinsverpleging
Aan het einde van het jaar waren 6 patiënten in gezinsverpleging en wel: 1 man in ’s Gravenhage, 1 vrouw in Gouda en 4 vrouwen in Zuidlaren.

Gezondheidstoestand
De algemene gezondheidstoestand der patiënten leed in het eerste halfjaar sterk onder te geringe voedselrantsoenering. Velen overleden door de ondervoeding en bijkomende ziekten. Hongeroedeem werd bij vele patiënten geconstateerd.
Het sterftecijfer bedroeg 15,61% van het totaal aantal verpleegden.
In Bloemendaal/Ermelo moet in 24 gevallen en in Bloemendaal/Zuidlaren in 19 gevallen tuberculose als hoofdoorzaak van het overlijden worden beschouwd.
In Ermelo werden bij Röntgenologisch onderzoek in het verslagjaar 26 en in Zuidlaren 47 nieuwe gevallen van tuberculose waargenomen.
Aan het einde van het jaar waren respectievelijk 26 en 33 gevallen van tuberculose nog aanwezig.
Door de oorlogsomstandigheden en de evacuatie was het in de eerste helft van het jaar niet mogelijk de nodige goede verzorging te verlenen, die voor de lijders gewenst was.

Kleding
In Wolfheze is veel van de kleding en het schoeisel tengevolge van het bombardement en de overhaaste evacuatie verloren geraakt.
Ook de afdeling Bloemendaal te Zuidlaren verloor nagenoeg al zijn reserve tijdens de bezetting der stichting door de Duitsers.
De aanwezige voorraden kleding en schoeisel werden in zoverre ze niet aan het oog van de Duitsers konden worden onttrokken, gestolen.
De moeilijkheden der kledingvoorziening kwamen hierdoor mede doordat de mogelijkheid van aanschaffing ven textielproducten al geringer werd, tot een dieptepunt. Door eindeloos herstellen is enigszins getracht dien nood het hoofd te bieden.

Ontspanning
Het geven van uitvoeringen was dit jaar nog gering.
In Zuidlaren werd op Koninginnedag in de stichtingskerk een bevrijdingsspel opgevoerd. Op den 2den Kerstdag werd een Kerstfeestviering gehouden.
Van de aanwezige gezelschapsspelen en van de leesbibliotheek werd veel gebruik gemaakt.

Personeel
Vijf leden van ons personeel ontvielen ons door den dood. Drie hiervan zijn het slachtoffer geworden van de terreur tijdens de Duitse bezetting.
Dr. R. Tumbelaka, tijdelijk Geneesheer van de afdeling Bloemendaal/Zuidlaren, ging op 16 Mei met eervol ontslag wegens vertrek naar Indië.
Op 12 September trad als tijdelijk geneeskundige in dienst van de afdeling Bloemendaal/Zuidlaren, Mevr. de Wed. C.A. v. Enk-Redert.
Drs. B. v.d. Borgh werd aangesteld tot geneesheer van der Kliniek ,,Ockenburgh”, als opvolger van de met ingang van 1 Juli ontslagen geneesheer Dr. S.T. Heidema, met de bedoeling hem te benoemen tot opvolger van Dr. P.L. v. Andel, die in 1946 in verband met het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd zijn functie zal neerleggen.

Op 31 December 1945 was het volgende aantal personen in dienst:

Gezondheidstoestand
Het aantal ziektegevallen onder het personeel bedroeg on totaal 120 met 5743 ziektedagen, verdeeld over de volgende rubrieken:

In de afd. Bloemedaal/Zuidlaren deden zich onder het personeel 2 gevallen van tbc. voor, nl. bij 2 leerling-verpleegsters. Een hiervan vertrok op 27 Maart in verband met de evacuatie naar huis. De andere is volledig hersteld en is inmiddels ook vertrokken. Aan het einde van het jaar waren geen gevallen meer aanwezig.
In de afd. Bloemendaal/Ermelo deed zich bij een verpleegster tbc. voor, waarvoor zij in ,,Sonnevanck” te Harderwijk werd opgenomen.

Geestelijke verzorging
De Patiënten deelden in de geestelijke verzorging van ,,Veldwijk” en ,,Dennenoord”.

GEBOUWEN EN TERREINEN
Gebouwen
Voor wat betreft de gebouwen in Loosduinen kan verwezen worden naar het algemeen gedeelte van dit verslag, alwaar een summiere opgave is gedaan van de vernielingen en de begonnen herstellingen.
In onze afdeling te Zuidlaren had men tijdens de gedwongen afwezigheid in het voorjaar 1945, geen betere ervaring als in Wolfheze, voor wat betreft het verloren gaan van meubilair.
Zoals te begrijpen valt, zijn met de gebouwen de daarin aanwezige installaties in niet mindere mate beschadigd. Een groot gedeelte der ketels van de centrale-verwarming zijn, doordat ze niet meer afgetapt konden worden, door bevriezing gesprongen, zodat ook aan deze installaties omvangrijke reparaties moeten worden verricht. De lichtleidingen zijn door de vernielde daken voor een deel onder water gelopen, zodat ook deze met de plafonds voor ’t grootste gedeelte opnieuw moeten worden gelegd. Enkele ondergrondse kabels bleken gebroken te zijn.
Een grote handicap bij het weder terugkomen van de beambten en het op gang brengen der herstelwerkzaamheden was de defecte installatie van het pompstation der drinkwatervoorziening, waarvan 2 pompen bevroren bleken te zijn. Bovendien waren op 7 plaatsen in het ondergrondse buizennet grote lekken ontstaan. Het duurde ruim 4 maanden eer we met de overgebleven gebrekkige hulpmiddelen het eigen pompstation weer in bedrijf konden stellen. Gedurende de reparatie-periode kon in de behoefte aan drinkwater worden voorzien door een nood-aansluiting op de Westlandse Drinkwaterleiding Maatschappij, die in 1942 was aangebracht.
Door de vernietiging van het hoofdgebouw is ook de centrale van de automatische huistelefoon-installatie geheel vernield en zal deze weer geheel opnieuw moeten worden aangelegd.
De motorbrandspuit is door de bezetters vrijwel geheel gedemonteerd. Ook heel veel brandblusapparaten waren verwijderd.

Terreinen
De werkzaamheden in het bos en de plantsoenen bepaalden zich na de bevrijding tot het opruimen van de door de Duitsers veroorzaakte vernielingen. Twee grote kraters, die het verkeer op de hoofdwegen versperden werden gedicht, terwijl daarna begonnen werd met het opruimen van de afgerukte zware takken en het rooien van gebroken en doorgebrande bomen.
De moestuin kon slechts voor een klein gedeelte in exploitatie worden genomen, omdat eerst in het begin April daarmede kon worden begonnen en het personeel na de ontberingen in den winter 1944/’45 gedurende de eerste maanden slechts in staat was een gedeeltelijke dagtaak te verrichten. Toch kon nog een belangrijke hoeveelheid wintergroenten naar de geëvacueerde afdelingen worden gezonden.

Bijzondere gebeurtenissen ,,Dennenoord”

Dennenoord te Zuidlaren, geopend 28 November 1895

Hierbij wIn het kort worden hierbij de bijzondere gebeurtenissen, die in de jaren 1940-1945 plaats vonden, weergegeven.

  1. In de Meidagen van 1940 geen moeilijkheden rechtstreeks in verband staande met den oorlog. In Augustus 1939 waren 15 ambtenaren, waaronder 1 geneesheer en 7 verplegers gemobiliseerd. Op den 1en Pinksterdag sneuvelde de klerk W.Th. Coppy te Rotterdam. De anderen keerden begin Juni 1940 naar ,,Dennenoord” terug.
  2. De voorzitter van het Stichtingsbestuur, Mr. J.L. Bouma, bedankte als bestuurslid in December 1940.
  3. Den 26en September 1941 werd het Noorder Sanatorium gevorderd ten behoeve van de Duitse Weermacht. In den namiddag van 1 October was het gebouw door ons ontruimd. De paviljoenen 1 en 2, links en rechts van het Administratiegebouw, werden ingericht als open afdeling. De patiënten uit deze paviljoenen werden verdeeld over de andere paviljoenen. Het was n iet nodig, dat patiënten naar elders vertrokken. Den 24en October werd de woning van den Geneesheer-Directeur gevorderd. Hij verhuisde naar een leegstaande dokterswoning op het terrein der stichting.
  4. Den 26en October 1942 werden 17 ambtenaren opgeroepen door het Gewestelijk Arbeidsbureau om uitgezonden te worden naar Duitsland. Den 20en December 1942 weer 4 anderen. Het is gelukt deze uitzending te voorkomen. Van ’t vaste en losvaste personeel is niemand naar Duitsland geweest. Van ’t losse (tijdelijk in dienst zijnde) personeel slechts een tweetal. Zij zijn later teruggekeerd en ondergedoken.
  5. Naar onze Joodse patiënten is van Duitse zijde geen navraag geweest. De 25en November 1942 ontvingen wij bericht dat op 8 Januari 1943 een Betriebsappel zou worden gehouden (schrijven van den leider pers en propaganda, prov. bureau Drenthe van het N.A.F.). Na enig heen en weer geschrijf is hier van afgezien. Een vertrouwensman werd niet benoemd.
  6. Den 10en November 1942 ontvingen wij bericht dat in Januari 1943 pl.m. 200 mannen en 350 vrouwen uit de stichting ..Bloemendaal” naar ,,Dennenoord” zouden worden geëvacueerd. Op 9, 15 en 22 Februari 1943 kwamen naar hier 148 mannen en 410 vrouwen met 12 hoofdverpleegsters, 1 echtpaar, 115 vrouwelijke en 11 mannelijke verplegenden. Door ons werden 6 paviljoenen ontruimd; bovendien werd het gebouw der ,,Stille Bedrijven” ingericht als noodpaviljoen.
  7. Zondag 27 Juni 1943 werd de stichting tijdelijk bezet door de Grune Polizei; huiszoeking in particuliere woningen en paviljoenen.
  8. De 8en December 1943 werden door de Duitse weermacht de beide grootste paviljoenen voor vrouwen gevorderd. Ons werd een termijn toegestaan van 3 weken. Door tussenkomst van den Inspecteur voor het Staatstoezicht op Krankzinnigen te Assen is het gelukt deze inbeslagneming geen voortgang te laten hebben.
  9. Den 5en Juni 1944 werd een gedeelte van de stichting door de Duitse politie afgezet. Er volgde een huiszoeking; geen arrestaties.
  10. Den 23en September 1944 werden opnieuw de paviljoenen 20 en 22 gevorderd. Thans kregen we slechts een termijn van 9 uur. ’s Avonds waren de 195 patiënten onderdak, o.a. 74 in de stichtingskerk en 42 in de centrale werkplaatsen van de Arbeidstherapie. Den 27en December 1944 werd paviljoen 20 vrijgegeven en in Januari 1945 weer in gebruik genomen.
  11. Op 16 Februari 1945 werd de gehele stichting op 6 paviljoenen, de stichtingskerk en het Administratiegebouw na gevorderd ten behoeve van een ,,Kriegslazarett”. Den 19en Februari werd begonnen met de ontruiming. De Commissaris van het B.A.B. te Assen legde te onzen behoeve beslag op een aantal gebouwen in Zuidlaren, o.a. de Chr. school, de openbare lagere school, de verenigingsgebouwen ,,Irene” en ,,Ons Gebouw”, de grote zalen van cafe Abels, de Gereformeerde kerk en de Chr. kleuterschool. Een 66-tal mannelijke patiënten werd overgeplaatst naar de kapel achter het Hoofdgebouw van de stichting ,,Licht en Kracht” te Assen. Een 20-tal zwakzinnigen werd overgeplaatst naar de stichtingen ,,T.L.C.” te Wagenborgen.
  12. Op 12 Maart 1945 werd aangekondigd, dat wij de Gereformeerde kerk en de beide scholen moesten ontruimen. Er zou een ,,Sanitatspark” in worden gevestigd. Op 13 Maart 1945 kregen wij aanzegging, dat ook de laatste 6 paviljoenen, de kerk en het Administratiegebouw ontruimd moesten worden. Deze 2e ontruiming werd in handen gesteld van den Inspecteur te Assen. Hij zocht en vond voor onze patiënten plaats in Wagenborgen en Franeker. Den 21en Maaert brachten wij 152 mannen en 22 vrouwen over naar gezinnen van gehuwde verplegers, wonende nabij de stichting. Verder vertrokken 69 mannen en 85 vrouwen naar huis. In de 2e helft van 1945 keerden van hen 26 mannen en 27 vrouwen terug naar de stichting. Den 23en Maart vertrokken 198 vrouwen naar de stichtingen ,,T.L.C.” te Wagenborgen (vervoer per autobus). Den 27en Maart vertrokken 138 mannen en 390 vrouwen, totaal 528 patiënten, naar Franeker (vervoer per trein). In Franeker werden zij ondergebracht behalve in het Binnengesticht (Academiestraat 10) in een 5-tal scholen. De volledige inventaris was op last van de Duitsers in Zuidlaren achtergebleven. Op 28 Maart 1945 waren de patiënten als volgt verdeeld. .
  13. De 13en April 1945 werd Zuidlaren bevrijd, den 16en April Franeker en den 24en April Wagenborgen. Maar de stichting ,,T.C.L.” te Wagenborgen lag dermate onder ’t vuur van de Duitsers, dat op 27 April besloten werd de stichting gedeeltelijk te ontruimen. Den 28en April keerden daarom 206 vrouwen uit Wagenborgen naar Zuidlaren terug. Zij werden ondergebracht in de danszaal van Huize ,,Entinge” en een bovenzaal van Hotel ,,De Gouden Leeuw”. Ledikanten waren niet beschikbaar, matrassen of strozakken zeer onvoldoende.
  14. Midden Juni verlieten de laatste Duitsers onze stichting, maar in 6 paviljoenen bleven Canadezen. Het ,,6th Canadian General Hospital” in 5 paviljoenen en het ,,3rd V.D. Traetment Unit” in 1 paviljoen. Den 25en Juni werden de overige paviljoenen vrijgegeven en voor 1 Juli keerden naar de stichting terug de patiënten uit Huize ,,Entinge”, Hotel ,,De Gouden Leeuw”, Cafe Abels, het Verenigingsgebouw ,,Ons Gebouw” en uit de gezinnen. Den 26en Juli keerden ook de patiënten uit Franeker terug. Intussen was op 13 April het Noorder Sanatorium, vanaf 1 October 1941 in handen der Duitsers, in gebruik genomen als Districtsgevangenis. Den 27en Juli werd ook dit gebouw vrijgegeven.
  15. Op 15 September keerden de patiënten terug uit ,,Licht en Kracht” te Assen. En op 6 December vertrokken de laatse Canadezen. Toen was de gehele stichting vrij en keerden ook de patiënten terug, die nog steeds ondergebracht waren in het Verenigingsgebouw ,,Irene”.
  16. De schade aan het Noorder Sanatorium is aanzienlijk. Het gebouw was totaal uitgewoond, de centrale verwarming en de electrische installatie hadden zeer ernstig geleden. De schade aan de andere gebouwen bepaalt zich tot beschadigingen en vervuiling, vooral van de vloerbedekking.

Voor- en Nazorgdienst

VOOR- EN NAZORGDIENST
van de Stichtingen Dennenoord, Veldwijk en Wolfheze over het jaar 1945

De eerste maanden van 1945 waren een voortzetting van de oorlogsomstandigheden van 1944. Er kon practisch niets worden gedaan. De reisgelegenheden waren slecht. Door bombardementen en beschieting vanuit vliegtuigen waren de wegen onveilig en was er geen taxi, die durfde te rijden. Reizen per spoor was eveneens niet mogelijk. Wat er dus in de eerste maanden van het jaar, voor de bevrijding geschiedde, gebeurde hoofdzakelijk per fiets en betrof geheel mensen in de buurt van Zwolle.
Ook na de bevrijding op 14 April ’45 moest het werk nog enigen tijd stil liggen. De oorzaak hiervan was weer het slechte vervoer. Reizen per trein was toen nog niet mogelijk. Per auto was eveneens onmogelijk, omdat de Duitsers de auto van den Nazorgarts hadden gesloopt.
Door een auto te huren kon echter begin Juli weer met het werk worden begonnen. Dit werd weliswaar in het begin nog geremd door een te geringe benzinetoewijzing, tegen het einde van het jaar werd dit echter beter.
De Consultatie Bureaux konden eveneens door de vervoersmoeilijkheden nog niet direct een aanvang nemen. Tevens bleek, dat enkele bureaux, als dat van Enschede, Arnhem en Emmen, nogal waren beschadigd. Andere, zoals dat te Zwolle en Groningen, waren voor andere doelen in gebruik genomen. Zodoende kwam het, dat pas in December met het eerste bureau te Hardenberg weer kon worden begonnen.
Hoewel door de geringe benzinetoewijzing het werk nog niet op ruime schaal kon worden verricht, toch kon tegen het einde van het jaar met dankbaarheid op de gemaakte vorderingen worden teruggezien.

Hieronder volgt een overzicht van het verrichte werk.
Het enige en eerste Bureau, dat te Hardenberg, hield voor het eerst zitting in December. Daar verschenen toen 2 nieuwe patiënten.

 

Financiën

FINANCIËN
In de tweede helft van 1944 en de eerste maanden van 1945 hebben de stichtingen Bloemendaal en Wolfheze tengevolge van de oorlogshandelingen aanzienlijke schade opgelopen. Ook op de stichtingen Dennenoord en Vogelenzang werd, door de legering eerst van Duitse en daarna van geallieerde troepen, schade aangericht aan gebouwen en inventaris. Tot herstel dier schade, in bepaalde gevallen samengaand met modernisering van gebouwen, werd tot 1 Juli 1947 uitgegeven een bedrag van f 3.603.000,- waartegenover als voorschot op de van Rijkswege te verlenen bijdrage een bedrag werd ontvangen van f 2.640.000,-. Aangezien de herstelwerkzaamheden, inzonderheid op Bloemendaal, nog lang niet zijn voltooid, tot vervanging van vernielde gebouwen nog niet werd overgegaan, terwijl aanvulling van verloren gegane inventarisgoederen nog slechts in zeer bescheiden mate kon plaats vinden, kan nog geen betrouwbare raming worden gegeven van de totale oorlogsschade. Ook omtrent de bijdrage van het Rijk in die schade is nog niets bekend, zodat de financiële positie der Vereniging op het ogenblik weinig overzichtelijk is.
De uithoofde van de evacuatie onzer inrichtingen geleden exploitatie-schade wordt volgens bepaalde normen vergoed door het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers; verwezen wordt naar de desbetreffende post balans. De jaren 1943 en 1944 werden inmiddels afgerekend. Op het einde van het verslagjaar waren nog geëvacueerd de inrichtingen Bloemendaal en Wolfheze.
Het behoeft nauwelijks vermelding, dat de kostende prijzen der verpleging den invloed ondergingen der in de tweede helft van het verslagjaar ingezette prijs- en loonstijging. In belangrijke mate heeft echter tot de verhoging van die kostende prijzen ook bijdragen de onvoltallige bezetting van bijna al onze inrichtingen, welke optrad tengevolge hunner evacuatie, een ongunstige omstandigheid, die, ofschoon het aantal patiënten sinds 1946 een geleidelijke stijging vertoont, tengevolge van plaatsgebrek, doch vooral gebrek aan verpleegpersoneel, nog steeds niet kon worden overwonnen.
Uit een uitgebracht wiskundig rapport bleek, dat, mede tengevolge van de daling van den rentevoet, het Pensioenfonds, op 3½ % basis, een deficit vertoonde van f 762.581,-. Ter delging van dit tekort werd, ten laste van het Reservefonds, aan de middelen van het Pensieonfonds, een bedrag toegevoegd van f 730.000,-, door afgifte ener schuldbekentenis der Vereniging, waarop jaarlijks tenminste 2½ % zal worden afgelost.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.