1913-12-15 – Fragment uit notulen Stichtingsraad
- De Stichtingsraad van Dennenoord is van meening, dat de vraag of er een eigen organisatie van het verpleegpersoneel op elk onzer Stichtingen gewenscht is, ontkennend moet worden beantwoord, als strijdig met de opvatting van het personeel van elk paviljoen dat vormt een gezin. Wanneer zoodanige organisatie tot stand kwam, zouden daarin hoofden en verplegers en verpleegsters als gelijk gerechtigden op treden. De Stichtingsraad acht dat een groot bezwaar. In de paviljoenen staan de verplegers en verpleegsters onder leiding der hoofden die zij als vaders en moeders hebben te gehoorzamen. Op de vergaderingen der organisatie zouden zelfs de jongste verplegers en verpleegsters, gebrekkig op de hoogte van de gang van zaken, en door de regel gemakkelijk beïnvloed door minder degelijke elementen, hetzelfde recht van spreken hebben als de huisvaders en de huismoeders en de hoofden der vrouwen paviljoenen. Verder staat te vrezen, dat onder verplegers en verpleegsters juist zij, die de strengste leiding noodig hebben op de vergaderingen, waarbij verplegers en verpleegsters tegenover de hoofden altijd ver in de meerderheid zullen zijn, een hoogen toon gaan aanslaan en slechte invloed van de minder aanhankelijke, de minder volgzame en de minder tevreden op de anderen zal niet steeds te couperen zijn. Wat de praktische zijde aangaat kan voor Dennenoord worden opgemerkt, dat de overgrote meerderheid van het personeel nooit een wensch voor organisatie heeft te kennen gegeven. Voor de eerste onlangs ontbonden heeft het personeel van Dennenoord ook nooit sympathie getoond. De Stichtingsraad is dan ook van oordeel, dat het personeel voldoende gelegenheid heeft om met zijn klachten en wenschen te komen. De zekerste weg om op een gegeven moment op de hoogte te zijn van de wenschen van het personeel acht de Stichtingsraad een enquête, zoals die bijv. gehouden is in 1907 Ook zou de Stichtingsraad een betere invloed dan van eigen ongeschiktheid verwachten van een samenspreking tusschen Bestuur en de paviljoens hoofden. Van deze besprekingen verwacht hij ook meer nut van de in het huishoudelijk reglement van het Stichtingsbestuur vermelde jaarlijksche samenspreking van het Stichtingsbestuur met alle dienende broeders en zusters. Blijkt bij deze samenspreking met hoofden ook eene samenspreking met de verplegers en verpleegsters afzonderlijk gewenscht dan zou ook tot dezen gemakkelijk kunnen worden overgegaan.
(Bron: Jan Barend de Vries)