1940-01-25 – Circulaire betr. examens verpleegpersoneel van den Geref. Bond
A f s c h r i f t
__________
Bennebroek, 25 Januari 1940
Circulaire betr. examens verpleeg-
personeel van den Geref. Bond
Aan het Centraal Bestuur der Vereeniging
tot Christelijke Verzorging van Geestes-
en Zenuwzieken,
‘s-GRAVENHAGE
______________
Hooggeachte Heeren,
Ter voldoening aan Uw verzoek, U van advies te dienen, inzake de circulaire van den Gereformeerden Bond, over de opleiding van het verpleegpersoneel, heb ik de eer U namens de Geestelijk Verzorgers van de Kliniek en de Stichtingen, het volgende mede te deelen.
De circulaire is door ons in een samenkomst op Woensdag, 24 Januari j.l. besproken. Onze gedachten daaromtrent, moge ik weergeven in de volgorde van de in de circulaire genoemde punten.
- Het houden van een herexamen werd ongeoorloofd geacht, zoowel op denzelfden dag van het examen, alsook op een lateren datum. Een wegens ziekte, of dergelijke omstandigheden uitgesteld examen, kan worden aanvaard.
- Het volgen van twee cursusjaren tegelijk werd ongewenscht geacht. De op verschillende stichtingen, bij het beoordelen, reeds ingevoerde scheiding tusschen medische en theologische vakken, worde op álle stichtingen doorgevoerd. Met nadruk werd bij dit punt gewezen op een uitzonderingsgeval. Het komt nl. voor, dat verpleegsters, die op een andere inrichting (niet bij den Bond aangesloten) hun A-diploma hebben gehaald, daarna op een van onze inrichtingen haar B-diploma wenschen te halen. Waar in een dergelijk geval de medische opleiding, zich slechts over twee cursusjaren tegelijk geloopen worden.
- Het werd noodzakelijk geacht, tenminste één geheel cursusjaar Bijbelsche Geschiedenis te geven.
- Behandeling van enkele gedeelten uit de Kerkgeschiedenis werd wel wenschelijk geacht. Algemeen werd echter als bezwaar gevoeld, dat de tijd daartoe ontbreekt. Verder dan incidenteele behandeling zal men wel niet kunnen gaan.
- Men oordeelde, dat het zeker ongewenscht was, psychologie en menschenkennis als afzonderlijke vakken te onderwijzen. Wel was men van meening, dat hettheologisch onderwijs, ook een practisch psychologisch karakter moet dragen.
- Ten aanzien van het leerboek, te gebruiken bij het onderwijs in de leer der waarheid, wenschte de grootst mogelijke meerderheid, hiervoor de Heidelbergsche Catechismus te handhaven, terwijl deze meerderheid het noodzakelijk achtte, dat in alle inrichtingen ook metterdaad dienovereenkomstig gehandeld zal worden. Een lid der vergadering was evenwel van tegenovergesteld gevoelen. Naar zijn meening zou het doel der theologische opleiding beter worden benaderd, indien de behandeling van de leer der waarheid, tot het tweede leerjaar werd beperkt, om zoodoende in het derde cursusjaar plaats te maken voor de behandeling van de beginselen, die aan de Gereformeerde ziekenverzorging ten grondslag liggen, voor de bespreking van de hoofdlijnen van de geschiedenis der verpleging en van onze eigen stichtingen en voor het onderwijs in de Ethiek. Voorts was hij van meening, dat in elk geval vrijheid moet worden gelaten, om bij de behandeling van de leer der waarheid, hetzij de theologische methode, hetzij die der Catechismus te volgen. De andere leden hadden echter zoowel tegen het een, als tegen het ander, overwegende bezwaren.
- Men was van meening, dat aan het memoriseeren van de catechismus moest worden vastgehouden.
- Ten aanzien van ‘het vragen op het examen’, was men van oordeel, dat van de bestaande regeling niet moest worden afgeweken.
- Becijfering van 1 – 10 en van 1 – 5 achtte men beide geoorloofd.
- Tegen het voor de derde maal doen van een examen, werd geen bezwaar gemaakt.
- Vertegenwoordiging van den Bond alléén bij het eindexamen, werd zeer ongewenscht geacht. Aan het doen plaats hebben van overgangsexamens en aan het bijwonen daarvan, worde hand gehouden.
- Betreffende de uitbreiding der cursus tot vier jaar, was men van oordeel, dat hierover eerst kan worden beslist, indien een rijksregeling dienaangaande, vastere vormen heeft aangenomen.
Hopende hiermede aan Uw verzoek te hebben voldaan, verblijf ik, met de meeste hoogachting,
Uw dw.,
w.g. Jac. Andree
Rapporteur