1940-10-08 – Verduisteringsvoorschrift
VERDUISTERINGSVOORSCHRIFT.
________________________
Telkens weer opnieuw blijkt, dat in de paviljoenen en de dienstgebouwen (zooals Centrale Keuken en voormalig linnenkamergebouw) het bevel om te verduisteren onvoldoende wordt opgevolgd.
De overheid, die dit bevel voor het geheele land heeft uitgevaardigd, controleert vooral de laatste dagen nauwkeurig òf en hoedanig aan dit bevel gevolg wordt gegeven. Hier en daar zijn reeds zware straffen gevallen.
Bedacht moet worden, dat verduistering plicht is van Zonsondergang tot Zonsopgang!
De overtredingen op de Stichting Dennenoord kunnen geweten worden:
- aan onvoldoende voorzieningen. De hoofden van paviljoenen en bedrijven kunnen klachten en voorstellen ter voorziening schriftelijk bij ondergeteekende indienen. Hierbij wordt verzocht duidelijk aan te geven om welk vertrek en welke ramen of deuren het feitelijk gaat. Blijken de klachten gegrond en de voorstellen uitvoerbaar te zijn, dan zal daar zoo spoedig mogelijk en zoo volledig mogelijk gevolg aan worden gegeven. In afwachting van de nadere voorzieningen mag evenwel met de gehoorzaamheid aan het verduisteringsbevel niet de hand worden gelicht!
- aan onnadenkendheid en ongeoefendheid. Zoo moet er aan gedacht worden, dat bij het binnentreden van een vertrek het licht pas mag worden ontstoken nadat de licht-dichte afsluiting van het vertrek verzekerd is. Het mag niet voorkomen, dat eerst licht wordt gemaakt en dan haastig het gordijn wordt toegeschoven, of dat bij het verlaten van het vertrek, resp. het in bed gaan, eerst het raam wordt geopend, bv. het tuimelraam, en dan pas het licht wordt gedoofd. Het is natuurlijk volkomen onverschillig of we te doen hebben met de gewone lamp, dan wel met een schemerlampje of zelfs een zaklantaarn. Verder moet bedacht worden, dat het openen van een deur die toegang geeft uit een goed verduisterend vertrek naar een niet verduisterde gang, portaal, enz. slechts dan kan worden toegestaan, wanneer vooraf het licht in het vertrek tijdelijk gedoofd geworden. En dit geldt zoowel bij het verlaten van een verlicht vertrek, als bij het binnenkomen van een dergelijk vertrek. In het laatste geval dus vooraf waarschuwen en een korten tijd wachten! Men handelde slechts goed overdacht, men geve rekenschap van hetgeen men doet. Men ga ook eens rustig na, wat mag en wat niet mag en bedenke eens hoe in bepaalde gevallen het best kan worden gehandeld. Bovendien moet het aanbrengen van de verduisteringsschotten, -rollen, -gordijnen, enz. met de noodige nauwkeurigheid geschieden. Het zijn juist kieren en spleten, die al het werk te vergeefs kunnen doen zijn. Grove onnadenkendheid en het bij herhaling onnadenkend zijn, kunnen worden gestraft.
- aan nonchalance en onverschilligheid. Deze kunnen niet worden geduld en zullen ten strengste worden gestraft. De hoofden der paviljoenen en bedrijven dragen zorg, dat ’s avonds na het aanbrengen van de verduisteringsvoorzieningen het effect aan de buitenkant van het gebouw wordt gecontroleerd. Hierbij bedenke men weer, dat hetgeen in de schemertijd nauwelijks wordt opgemerkt, later op den avond van verre reeds wordt gezien. Tenslotte is het beslist verboden zich op het terrein der Stichting te bevinden met onvoldoende verduisterde rijwiellantaarns en zaklantaarns. Vooral ook met de gehuwde verplegers die ’s avonds om 8 uur of 10 uur en ’s morgens om 7 uur zich naar huis of naar het paviljoen begeven dienen hier hun aandacht aan te geven. Het spreekt vanzelf dat bij krachtige lantaarns de afsluiting vollediger zal moeten zijn, dan bij de middelmatige en zwakke lantaarns! en in elk geval het licht naar omlaag moet zijn gericht.
De Geneesheer-Directeur