2 mei 2024 – Friesch Dagblad – De helletocht van Zuidlaren naar Groot Lankum in Franeker
528 psychiatrische patiënten moeten in de nadagen van de oorlog gedwongen verhuizen
TWEEDE WERELDOORLOG
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Anne Nippel
Franeker | Het is donderdag 29 maart 1945, de stationsklok wijst 22.00 uur. Het is donker, koud en het regent pijpenstelen. Op het station in Franeker komt een trein aan met 23 goederenwagons met 528 passagiers. Het zijn patiënten afkomstig van het krankzinnigeninstituut Dennenoord in Zuidlaren. De patiënten zijn al vierentwintig uur onderweg.
Eindbestemming: het overvolle Groot Lankum.
De leiding en verpleegkundigen van Huize Dennenoord hebben op 2 maart te horen gekregen dat zij en de patiënten binnen enkele weken moeten vertrekken, met achterlating van de volledige inventaris voor de nieuwe bewoners. De Duitse bezetter heeft het gebouw namelijk opgeëist om er een militair hospitaal, een Kriegslazarett, te vestigen.
Als gevolg van deze maatregel moeten alle 1231 patiënten elders worden ondergebracht. Een groot aantal gaat naar huis of vindt onderdak bij particulieren. Ook verpleegkundigen nemen zieken mee naar hun huis. De anderen, en dat zijn er honderden, verhuizen naar Franeker. Daar is na de berichtgeving de paniek toegeslagen. Want waar breng je al deze mensen onder op Groot Lankum?
De was wordt gedaan met water uit het kanaal, water voor de wc’s komt uit de gracht
Op woensdag 28 maart zullen de patiënten en begeleiders met de trein van Vries-Zuidlaren naar Franeker reizen. De dag daarvoor wordt die trein geïnspecteerd door een arts van de instelling. Wat hij aantreft valt bijna niet te beschrijven: een rij bijeengeraapte veewagons die van binnen ronduit vies en smerig zijn. Zo goed en zo kwaad als het kan worden de wagons door verplegers en helpers schoongemaakt en krijgen de vloeren een laag stro.
Paard en wagen
De boeren uit de omgeving zijn voor die woensdag opgeroepen de patiënten van Dennenoord naar het station te brengen. Dat gebeurt met paard en wagens en op wipkarren. Maar de meesten gaan te voet; het is veertig minuten lopen naar het station. De psychisch ernstig zieke patiënten worden in lakens gewikkeld en vervolgens in wollen dekens gesjord, zodat ze niet kunnen weglopen.
Omdat de verpleegkundigen niets aan huisraad, lijfgoed, linnengoed of zeep mogen meenemen, naaien zij deze noodzakelijke spullen in de zoom van de dekens. De liggende patiënten worden op de boerenkarren en wagens gelegd en de anderen gaan te voet. Zo beweegt zich een stoet van sloffende en sjokkende mensen richting het station in Vries. Het is een helletocht.
‘Het zijn maar krankzinnigen’
Daar aangekomen staat de trein met veewagons hen op te wachten. De zwakkeren worden de trein in gedragen en op het stro gelegd. Sommigen psychiatrische patiënten hebben er geen idee van wat er gaande is. Zij zijn onrustig. De meegereisde artsen geven hen een injectie met een kalmerend middel, met de bedoeling de reis voor allen wat dragelijker te maken.
Om tien uur ’s avonds zijn de laatste patiënten ‘ingeladen’. Het is lang wachten, want pas om drie uur ’s nachts vertrekt de trein. De reis gaat via Groningen Stad naar Leeuwarden waar de trein om zeven uur in de ochtend arriveert, maar de verdere dag op het station moeten blijven staan.
De verzorging is minimaal. Er is vies brood, een beetje warm eten – gekookte aardappelschillen uit de Leeuwarder gaarkeuken – en tachtig liter melk afkomstig van de nabijgelegen Frico melkfabriek. Er zijn geen toiletten in de trein, onzindelijke patiënten kunnen niet worden verschoond en er zijn geen dekens tegen de kou.
In het stro, dat doordrenkt raakt met braaksel en bloed, kruipen de luizen rond. De Duitsers hadden het al gezegd: ‘Het zijn maar krankzinnigen’. Onder de passagiers bevinden zich ook tientallen tbc-patiënten, zij worden uit voorzorg gedurende de dag al met bussen van Leeuwarden naar Franeker vervoerd.
Onderwijl in Franeker
Het psychiatrisch ziekenhuis probeert zich voor te bereiden op de komst van de honderden patiënten uit Zuidlaren. Zoals gezegd, Franeker weet eigenlijk niet waarheen met al die mensen. Op Groot Lankum is geen plaats. Met duizend bewoners is die locatie al overvol met vluchtelingen en onderduikers. Een jaar eerder zijn er al ook vierhonderd psychiatrische patiënten van Vogelenzang uit Bennebroek gehuisvest.
NSB-burgemeester Van der Vlis is op zoek gegaan naar geschikte ruimtes waar patiënten ondergebracht kunnen worden. Dat zou in de scholen kunnen. De kinderen van de openbare school bij de Dongjumerpoort, de christelijke school op het Noorderbolwerk, de U.L.O., de meisjesschool aan de Zuiderkade en de openbare bewaarschool worden naar huis gestuurd. De Ortskommandant staat die gebouwen af. Huize Feikema aan de Voorstraat en hotel De Valk staat hij niet af; die moeten ter beschikking blijven van de Wehrmacht.
In de dagen daarop maken de meegekomen artsen en verpleegkundigen plannen voor de verdeling van de patiënten en het onderbrengen van het personeel bij burgers. Er moet ook veel werk verzet worden om de patiënten een enigszins aanvaardbare huisvesting te bieden. Er moet stro komen om op te liggen, voor de lichamelijk zieken zijn er bedden nodig, er zijn te weinig dekens, be stek en borden ontbreken in het magazijn van de GGZ. Niemand is op deze invasie voorbereid. Vrijwilligers beginnen een inzameling bij de plaatselijke bevolking. De meer dan 110 verpleegkundigen en artsen vinden – tegen vergoeding – onderdak bij particulieren. Er wordt veel verhuisd en verplaatst.
Belofte zonder waarde
Onder de belofte dat Groot Lankum niet gevorderd gaat worden door de Duitse bezetter, stemde Franeker ermee in dat de bewoners van Dennenoord hier worden ondergebracht. Maar die belofte blijkt weinig waarde te hebben. De Duitsers zijn op zoek naar nog meer plekken voor hun eigen gewonde soldaten en Franeker behoort tot de opties.
Slechts twee weken na de komst van de mensen uit Zuidlaren, op 9 april, bezoekt een Duitse gezondheidsofficier Groot Lankum. Al de volgende ochtend komen de eerste Duitse troepen het terrein opgelopen. Ze slepen voorraden mee naar binnen. De personeelsafdeling en de mannenafdeling beneden moeten dezelfde dag nog worden ontruimd. Bedden worden gevorderd en per ledikant nog eens een deken en twee lakens, maar ook eetgerei, de helft van het aanwezige meubilair en een röntgenapparaat.
Problemen stapelen zich op, maar dankzij de inventiviteit van de verzorgers en hulp van de plaatselijke bevolking, worden oplossingen gezocht en gevonden. Een groot probleem is de watervoorziening. Het drinkwaterbedrijf in Burgum is in staking. De wasserij heeft geen brandstof meer. In de scholen is geen warm water. Dames van het Comité
van Samenwerking wassen een gedeelte van de kleding in Huize Feikema, de rest van de was wordt gedaan in de gracht en in sloten. Het probleem van schoon water wordt steeds nijpender. Dus leveren de regenbakken op Lankum en in het binnengesticht het drinkwater. Water om in te koken komt uit de vijver van Groot Lankum. De was wordt gedaan met water uit het kanaal, water voor de wc’s komt uit de gracht.
Een maand later
Op zondagmiddag 15 april – minder dan een maand na de komst van de Dennenoorders – wordt Franeker bevrijd. Iedereen is door het dolle heen. Er wordt gedanst en gevlagd. De bevolking verzamelt zich bij het stadhuis om naar de toespraak van de Canadese commandant te luisteren. Terwijl Canadese legervoertuigen met enthousiaste burgers door de straten rollen, blazen de Duitsers de aftocht. Er is die dag erwtensoep voor de patiënten, maar die kan niet iedereen verdragen, met diarree en braken als gevolg.
De daaropvolgende weken verbetert de situatie langzaam op Groot Lankum en in de stad, maar het blijft behelpen. Groot Lankum herbergt of bedient tenslotte duizend patiënten meer dan waarvoor het is uitgerust.
Op elk gebied zijn er nog tekorten, eten en drinken, kleding, eetgerei, drinkwater. De spanning van de bezetting is gelukkig verdwenen en de patiënten mogen dagelijks naar buiten, in de frisse lucht.
Terugkeer
En de Dennenoorders? Waarnemend burgemeester J. Boomsma zorgt ervoor dat patiënten die in de scholen huizen, tijdelijk naar boerderij Lankwerd worden gebracht. Verkeer over de weg is niet mogelijk, de wegen zijn afgesloten, dus verplaatst het ziekenhuispersoneel zich via het water.
Uiteindelijk duurt het nog vier maanden – tot 26 juli – voordat de Dennenoorders naar huis kunnen terugkeren. Eerder lukt het niet, het ontbreekt aan organisatie en planning, er is te weinig voeding, hygiëne schiet tekort en de Nederlandse Spoorwegen zijn niet in staat om vervoer voor de patiënten te regelen. Huize Dennenoord moet ook eerst in gereedheid worden gebracht om de bewoners fatsoenlijk onderdak te kunnen bieden. Het complex is totaal uitgewoond en smerig; geen plek om te wonen.
Op 26 juli vindt dan de terugreis naar Dennenoord plaats. De trein vertrekt om 11.00 uur uit Franeker en arriveert om 14.00 uur in VriesZuidlaren. Deze keer reizen ze niet in smerige veewagons, maar in achttien rijtuigen met 367 zitplaatsen. Negen zijn er gereserveerd voor de ernstig verzwakte zieken.
Van de 528 patiënten die op 27 maart vanuit Zuidlaren naar Franeker vertrokken, keren er 56 niet terug naar Dennenoord. Zij hebben de ontberingen en ziektes in Franeker niet overleefd.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog raakt dit drama in de vergetelheid. Tot het jaar 2013. Dan wordt op 27 maart op het terrein van Dennenoord het beeld De Helletocht van Anita Franken onthuld ter nagedachtenis aan de gedwongen evacuatie van 528 patiënten van Dennenoord in Zuidlaren naar Groot Lankum in Franeker.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Dit artikel verschijnt voorjaar 2024 in nummer 24 van het tijdschrift Franicker, een uitgave van de Vrienden van Franeker