In Groot Bronswijk werd niemand buitengesloten
Door Rense Schuurmans
Ook op deze nieuwe locaties vond nadien verdergaande ambulantisering van de zorg plaats. De klinieken in Stadskanaal en Delfzijl werden gesloten, het aantal opnamebedden in Winschoten nam af. De zorgconsument wordt tegenwoordig wanneer maar half mogelijk in diens eigen omgeving geholpen. De patiënt of cliënt wil dit zelf en meestal is dit goedkoper. Kortom dat er besloten werd de psychiatrische instelling in Wagenborgen te sluiten is ook bij terugblik niet onbegrijpelijk.
(On)mogelijkheden
Tegelijkertijd werd met de sluiting in de dorpsgemeenschap ook de stevig gewortelde traditie, van tolerantie en omgaan met afwijkend gedrag zonder veel poespas afgebroken. Onwillekeurig komt dan de gedachte naar voren of er niet andere groepen, doelgroepen, zijn die kunnen profiteren van het aanwezige omgevingsklimaat met deze kenmerken. Wagenborgen, Groot Bronswijk, heeft wat dit betreft in een verder verleden veel ervaring opgedaan. Pas vanaf de jaren zestig werd Groot Bronswijk in de loop van een aantal jaren een psychiatrisch ziekenhuis. In de voorafgaande jaren, vanaf 1873, was het een gemeenschap van zoals dat werd genoemd ‘onmaatschappelijken’, onder wie een aantal mensen met psychiatrische problematiek. De benaming tijdens deze bijna negentig jaar was ‘De Vereeniging ‘Tot Christelijke Liefdadigheid’ te Wagenborgen; afgekort TCL.
TCL sloot niemand uit
TCL bestond in 1915 meer dan veertig jaar. Het was toen al een flinke instelling waar ‘300 ongelukkigen’ werden verpleegd. Dit was voor De Spiegel (1906-1969), een weekblad van christelijke signatuur, ter ontspanning voor het christelijk gezin, waarin ‘Gods woord’ de norm was, aanleiding TCL, in het maart nummer van dat jaar, uitvoerig te beschrijven. Zo komen we dan al tegen dat TCL zich onderscheidt in hulpverlenend Nederland met haar doelgroep: ‘Wij hebben in Nederland vele schoone stichtingen, waar de liefde van Christus dringt tot verpleging en verzorging van ongelukkigen van allerlei aard, ieder met zijn eigen taak. Hier zijn krankzinnigen, ginds doofstommen, daar blinden, tuberculoselijders en allerlei ziekten; zij vinden een plek, waar hun lichaam en ziel hulpe geboden wordt. De Vereeniging ‘ T.C.L.’, te Wagenborgen, kan men het supplement op alle andere stichtingen noemen. Wie nergens terecht kan, vindt daar een plaats. ZOO is in het uiterste hoekje van ons land, onder voortreffelijke leiding, in voor het doel in alle opzichten geschikte gebouwen, een kleine maatschappij gevormd van gebrekkigen, lammen, kreupelen, idioten’. Tot in de jaren zestig is dit zo gebleven. De maatschappelijke context was toentertijd anders, maar het idee van ‘ínsluiten’, iedereen is welkom, je mag zijn wie je bent, spreekt nog steeds tot de verbeelding.