01

Lentis Magazine, 3-2023

Jan Apol neemt na vijftig jaar afscheid:

‘Het is voorbij gevlogen’

15 oktober 1973 reed Jan Apol voor het eerst met zijn brommertje het Groot Brons­wijk­terrein in Wagenborgen op. Hij ging er als leerling-kok aan de slag. In de telefooncel belde hij zijn moeder nog: hij kon de keuken niet vinden op het grote terrein. ‘Je zoekt maar even’, zei zijn moeder. Hij heeft het gevonden en in de vijftig jaar daarna werkte hij als kok in de keuken in Wagenborgen, Zuidlaren en in De Veldspaat in Groningen. De laatste periode werkte hij met veel plezier in Zuidlaren in het magazijn als magazijn­medewerker.

Vijftig jaar. Dat komt zo weinig voor, dat het in de CAO niet eens wordt genoemd. Jan heeft een groot deel van de geschiedenis van onze organisatie meegemaakt. En het is voorbij gevlogen. Hij heeft het naar zijn zin gehad. Vijftig jaar geleden was de psychiatrie volkomen onbekend voor Jan. Aan de contacten met cliënten heeft hij goede herinneringen. In de loop van de tijd kwam hij met mooie verhalen thuis bij zijn vrouw Grietje. ‘Dan kwam er een cliënt vragen of er nog een gehaktbal over was. Die werd dan in een zakdoek gewikkeld en meegenomen.’ Natuurlijk niet volgens de normen van nu, maar wel mooie herinneringen.

We deden alles zelf
Iedere tijd heeft zijn eigen charme, aldus Jan. ‘Je moet alles in zijn tijd zien.’ De tijden zijn veranderd en de normen ook. Die liggen nu veel hoger. ‘In Groot Bronswijk kookten we in grote porties voor zoveel mensen, dat gebeurde nog niet op naam. Het gemalen vlees ging gewoon in een plastic zak mee. Dat ging niet in porties. Ook serveerden we melk met daarin geweekt brood: broodpap. Achteraf kun je je dat niet meer voorstellen, maar toen was het heel gewoon.’ De aardappelen werden zelf geschild, de groente werd zelf gewassen. Het kwam zelfs uit de eigen tuin. Cliënten werkten mee in de keuken: ze schrobden de ketels of pitten de aardappels. ‘Er werd ’s morgens vroeg al gekookt voor de mensen die uit de nachtdienst kwamen. Vaak was de leerling-kok dan aan de beurt. Dus ik stond dan al vroeg te koken.’

De geur van snert
In 1995 fuseerden Groot Bronswijk, Dennenoord, de RIAGG en de RIBW. De nieuwe organisatie werd GGz Groningen. De keuken in Groot Bronswijk sloot. Jan ging in de Centrale Keuken in Zuidlaren werken. Dat was een mooi uitgeruste keuken, van alle gemakken voorzien. Alle ingrediënten werden panklaar aangeleverd. ‘Eten is ontzettend belangrijk. Cliënten kijken uit naar hun maaltijd. Dat is een belangrijk moment van de dag.’ In Zuidlaren werd op een gegeven moment het zogenoemde ontkoppeld koken ingevoerd. Maaltijden werden gekookt, teruggekoeld, geportioneerd en op de afdeling weer opgewarmd. Er was zelfs een tijd dat er ook nog werd gekookt voor een externe partij in Hoogeveen. ‘Dat waren echt drukke tijden. Dat was niet leuk meer, maar gelukkig was dat wel tijdelijk.’ Het ontkoppeld koken was iets waar Jan niet echt warm voor liep. ‘Ik heb ook wel eens gezegd: was dat nou echt een goede beslissing? Kun je ook nog weer terugkomen op zo’n besluit?’ Het ontkoppeld koken bleef en in januari 2015 sloot ook de Centrale Keuken in Zuidlaren. Daarmee verdween de geur van eten zo rond het middaguur helemaal uit Zuidlaren. ‘Vroeger liep je over het terrein en dan rook je dat er snert gekookt werd. We eten snert, zeiden de mensen dan. Dat ben je nu kwijt.’

Magazijn een geweldige werkplek
Jan werkte nog een jaar in de keuken van de Veldspaat, maar dat was niet echt zijn plek. ‘Daar moest ik in de front office werken. Ik werk liever op de achtergrond. Zet mij maar in de keuken.’ Nadat hij een jaar in de Veldspaat gewerkt had, kwam er een plekje vrij in het magazijn. Daar vond Jan zijn laatste werkplek. Er kwam een eind aan de kokerij. Maar zijn nieuwe werkplek paste hem uitstekend. ‘Zet er maar met grote letters in dat ik het daar erg naar mijn zin heb gehad. Het was een leuke tijd met fijne collega’s.’ Net als in Groot Bronswijk in de keuken, werken in het magazijn ook cliënten mee voor hand- en spandiensten.

Je kunt niet flexibel zijn
In het magazijn heeft Jan nog maar zijdelings te maken met de voeding. Tegenwoordig wordt alles aangeleverd door Distrivers. ‘We hebben niets op reserve. Dus je kunt niet flexibel zijn. Alles is precies afgepast. Als iemand de verkeerde maaltijd krijgt, dan is dat jammer. Terwijl dat voor de mensen zelf of op de afdeling heel veel gedoe kan geven. Pas de volgende dag kan dat rechtgezet worden. Fouten worden gemaakt, dat is niet erg, als je het maar weer kunt oplossen. Als we maar een paar extra maaltijden of extra toetjes zouden hebben, dat zou al een groot verschil maken. Maar nu kunnen we niks. Ik vind het moeilijk om dan nee te verkopen.’ Nog een paar weken en dan zit het erop. Ik tref Jan voor ons gesprek bij hem thuis. Op dit moment kan hij namelijk niet autorijden. Hij heeft problemen met zijn ogen en zit sinds acht weken in de ziektewet. ‘Dat had ik me wel anders voorgesteld. Ik was na vijftig jaar graag gezond mijn pensioen ingegaan.’ Hij hoopt dat ze nog iets voor hem kunnen betekenen, zodat de auto die nu werkloos op de oprit staat, ook nog weer kan worden gebruikt.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.