01

Lentis Magazine, 3-2023

Bouke Koopmans werkt na zijn pensioen weer als psychiater bij Lentis:

‘Ik heb nu meer de rol van een wijze opa’

Bouke Koopmans is tweeënzeventig jaar oud en nog steeds als psychiater verbonden aan Lentis. ‘Afgelopen weken heb ik het rustiger aan gedaan, maar straks ben ik weer beschikbaar voor twee dagen per week, zes uur per dag. Omdat mijn mentale uithoudingsvermogen toch afneemt. Fysiek overigens niet. Als er tijdelijke vacatures zijn door ziekte of zwangerschap dan kan ik ingezet worden. Het liefst met complexe patiënten.’

‘Waarom doe ik dit allemaal?
Alleen maar vakantie houden is voor mij geen levensvervulling. Niets doen vind ik ook niks. Ik vind het leuk om ergens bij te horen. Je bent echt welkom bij een team als daar een tekort is en ik vind het fijn om uitgedaagd te worden. En als het goed gaat in ons vak krijg je ook nog eens positieve feedback. Zowel van cliënten als van medewerkers. Ik vind het bovendien ook zonde als mijn kennis ligt te verstoffen.’

De vierde carrière
‘Ik heb nooit schepen achter me verbrand. In 2021 begon ik aan mijn vierde carrière bij Lentis. In ons vak telt ervaring. Je moet dingen gezien en meegemaakt hebben. In die zin merk ik dat ik nog steeds dingen leer en rijper word in het vak. Ik probeer die kennis beschikbaar te stellen en over te dragen. Onder andere over borderline dynamiek. Dat wordt door jongere mensen op prijs gesteld. Die ervaren dat als toegevoegde waarde. Als ik dat gevoel niet meer zou hebben dan moet ik stoppen. Ik heb nu meer de rol van wijze opa. Ik wil best op de winkel passen en was het afgelopen twee jaar toegevoegd aan het FACT-team Oost, waar de psychiater en de verpleegkundig-specialist niet goed inzetbaar waren. Nu die functies weer vervuld zijn ben ik daar weer overbodig.’

Terug naar de regio
‘Er is landelijk een enorm tekort aan psychiaters en ook binnen Lentis is een aantal vacatures die moeilijk zijn te vervullen. In Oost-Groningen ligt, wat dat aangaat, een groot probleem. De mensen die in de stad Groningen wonen willen ook het liefst in de stad werken en gaan niet oostwaarts.
De tijdgeest van de jaren ’90 (samenvoeging Groot Bronswijk, Dennenoord, RIAGG) was van centralisatie en harmonisatie. In Zuidlaren kwam het bestuur de zitten, en daarmee ook de bedrijfscultuur van Dennenoord. En die was heel anders dan in Oost-Groningen.
Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in opheffing van de klinische functies en verzwakking van de ambulante zorg in Oost-Groningen. Dat geldt overigens niet voor de Ouderenpsychiatrie. Nu zie je dat men de ambulante zorg in de regio weer probeert te versterken.
Verder zie ik dat de plekken op opname-afdelingen bezet worden door patiënten die zo snel mogelijk worden opgelapt en weer naar huis worden gestuurd. Om na korte tijd weer opgenomen te worden. Op BW’s zitten vaak patiënten die onderbehandeld worden. Hierdoor houden ze plekken bezet en kan er geen doorstroming plaats vinden. Je zou daar ook meer behandelkennis in moeten stoppen.’

Hoe de loopbaan van Bouke begon
‘Op 1 januari 1977 begon ik als arts in Wagenborgen, per 3 januari 1977 opgeroepen voor militaire dienst. Als je in een sector werkte waar je onmisbaar was kon je er in die tijd onderuit komen. Ik kon niet gemist worden als arts in de ouderenpsychiatrie. Daarom heb ik de wapenrok nooit gedragen. Je moest vier jaar onmisbaar zijn en daarom ben ik vier jaar trouw in dienst gebleven.
De opdracht was indertijd om een afdeling ouderenpsychiatrie op te richten binnen de muren van het psychiatrisch ziekenhuis Groot Bronswijk in Wagenborgen. We kregen een aantal afdelingen onder onze hoede, waar chronische patiënten waren opgenomen.
Hebron was indertijd een nieuw paviljoen en in dat gebouw kregen we de beschikking over een vleugel.

Er was nauwelijks management

‘Ik was toentertijd basisarts en had totaal geen ervaring. Ik was net afgestudeerd en kreeg een uur per week supervisie van Jan Rijpkema, die toen net was begonnen als psychiater. Je had te maken met mannen- en vrouwenpaviljoenen en de opdracht was om een gemengde afdeling op zetten. We gingen op zoek naar een geschikte locatie op het terrein. Hebron was toch niet zo geschikt en werd bevolkt door alcoholisten en mensen met een psychose. We ontdekten dat de voormalige opname-afdeling leeg stond en dat leek ons wel geschikt om een ouderenafdeling te huisvesten. Vervolgens hebben we de directie geïnformeerd dat ons dat een goed plan leek. Dat kon toen, want er was nauwelijks management dat mitsen maren aan kon dragen. Er was maar een enkele man tegen en dat was de schilder die zei: ‘Ik moet eerst nog even alles bij langs’. Hij is er nog een maand in bezig geweest en toen konden we erin trekken.
Samen met Henk Braaksma, een oudere verpleegkundige, moesten we staf aantrekken, ook een heel jonge psycholoog, Pieter Mul die later de P-opleider van Lentis werd. We hadden ook één gediplomeerde B-verpleegkundige, verder waren het allemaal ziekenverzorgers.’

Ik wist van toeten nog blazen
Na drie maanden hadden we onze eerste opname, omdat er een patiënt overleed kwam er een plek vrij en konden we onze eerste patiënt van buiten opnemen. Dat vond ik best spannend. Ik dacht dat ik tijdens het eerste gesprek wel een beetje kon leunen op de ervaring van de B-verpleegkundige, maar die drukte zich voor het gesprek. Het was een patiënt uit Schildwolde. Ik wist van toeten nog blazen, niet gehinderd door enige kennis, zoals ze dat tegenwoordig zeggen. We moesten het wiel opnieuw uitvinden. Hoe je een gesprek voert en hoe je een opnameverslag maakt. Ik was jong en onervaren en zag er voor de oudere generatie niet uit als een arts. Komt er bijvoorbeeld iemand het kantoor binnen waar ik me bevind en die vraagt: ‘Is de dokter er ook?’ ‘Ja hoor. Dat ben ik.’

Gemoedelijk en klantgericht

‘De sfeer op Wagenborgen was heel gemoedelijk en klantgericht. Men was niet uit op macht en op kennis. Je doet wat je goed dunkt en dat doe je in samenspraak, er was relatief weinig hiërarchie. Standsverschil was er niet echt. Alles ging heel erg van uit het besef: we moet het met elkaar doen. We hadden een enorme case-load. Ik begon met 120 patiënten waar ik verantwoordelijk voor was als basisarts. Dat liep gewoon goed. Als je dat met de tegenwoordige gang van zaken vergelijkt is er nu veel meer kennis van ouderenpsychiatrie en zijn er richtlijnen en handboeken. Die waren er toen helemaal niet. Ouderenpsychiatrie was toen een ondergeschoven kindje en had weinig status.’

‘Ouderenpsychiatrie was bijvoorbeeld in Zuidlaren alleen maar een zijvleugel van het verpleeghuis De Enk. Ik heb in die tijd in Wagenborgen wel de basishouding geleerd van betrokkenheid en doe maar gewoon. Na vier jaar ben ik de opleiding voor psychiater gaan doen. Nadat ik de opleiding had afgerond ging ik werken als ouderenpsychiater in Assen. En uiteindelijk heb ik vijfentwintig jaar in de ouderenpsychiatrie gewerkt.

Daar stoppen we mee
‘Na twaalf jaar keerde ik terug als ouderenpsychiater naar het psychiatrisch ziekenhuis Groot Bronswijk in Wagenborgen. Dat heb ik vervolgens tien jaar gedaan, ook heb ik op 11 september 2001 de verhuizing naar Winschoten, naar de Bronsstaete, meegemaakt. Heel gek, want toen we die afdeling net hadden betrokken werd ook bekend dat we nieuw mochten bouwen in het stadspark aldaar en dat werd de A-Borg. Heel verwarrend was dat.
Er waren in die tijd heel weinig psychiaters en ik was ook reservepsychiater op de volwassenenpsychiatrie. Als de vaste psychiater niet op de opnameafdeling aanwezig was moest ik komen opdraven. Op de afdeling bevonden zich patiënten met een borderlinepersoonlijkheid, waarvan de behandeling volledig vastliep. Omdat ik van buiten kwam, kon ik misschien beter zien wat eraan de hand was. Ik zag dat de dynamiek tussen de borderline patiënt en de hulpverlener eigenlijk catastrofaal was. De patiënt kwam steeds meer in de rol van patiënt en de hulpverlener in de reddersrol. Dat leidde tot de situatie dat patiënten hand in hand begeleiding kregen van uit een IBS (In Bewaring Stelling). Toen heb ik op een gegeven moment gezegd: ‘Daar stoppen we mee. We heffen de IBS op.’ Dat had echt effect. Er is geen enkele suïcide uit voortgekomen. Later heeft een zekere Bouke Koekoek er over gepubliceerd. Het werkt goed, het was voor de verpleging een opluchting. Ik had voor deze aanpak wel de toestemming en de credits van de Raad van Bestuur.’

Ik had deze werkwijze moeten laten onderzoeken

In de ouderenpsychiatrie waren wij gespecialiseerd in depressie-behandeling, met name in de therapieresistente depressies. We hadden ook een aantal patiënten die zelfs niet op een elektroshock reageerden of althans niet blijvend. We kregen ze via een ander protocol wel beter. Dat was heel dankbaar werk.
Wat mijn fout is geweest is dat ik daar nooit wetenschappelijk onderzoek naar gedaan heb. Ik had een augmentatie-strategie bedacht. Wat neerkwam op de systematische stapeling van verschillende geneesmiddelen. Een stapeling van drie, vier, vijf of zes verschillende soorten psychofarmaca. Je begint met een, dan de tweede, derde, vierde, vijfde erbij. Daarnaast was een bepaalde bejegening van belang. Waarbij je, vanaf het begin af aan, mensen gefaseerd meer bezigheden en verantwoordelijkheden gaf. Ze waren opgenomen en uit de interactie met het thuisfront gehaald en herstelden stapsgewijs. Ik had deze werkwijze moeten onderzoeken. Later verschenen er wetenschappelijke artikelen over dit onderwerp.’

‘In 2005 had ik alles wel gezien in de ouderenpsychiatrie en ben ik naar Friesland gegaan. Daar heb ik me beziggehouden met psychosezorg. Ik ben eigenlijk onderaan begonnen met een heel nieuw vak en dat was wel even wennen natuurlijk. In die tijd ben ik daarnaast ook in Hoeve Boschoord gaan werken. Twaalf jaar lang had ik dus twee banen. Na mijn werkzaamheden in Friesland ben ik weer bij Lentis terechtgekomen, op wisselende afdelingen.’

‘Binnen teams waar ik werkte ben ik altijd meewerkend voorman geweest. Niet alleen eindverantwoordelijk voor de behandelinhoud, maar ook zelf behandelaar van patiënten. Een aantal jaren geleden begon ik te vernemen dat het, mede door de leeftijd, allemaal wat te zwaar begon te worden. Twee jaar geleden ben ik bij Hoeve Boschoord gestopt en heb ik alleen het werk bij Lentis aangehouden.’

Bouke Koopmans

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.